Tweede pinksterdag, 12:15 uur.
De elf basis-spelers maken hun laatste rondje van de warming-up langs de fanatieke aanhang aan de Brinkgeverweg-kant. Luid joelend schreeuwen ze hun helden toe. Het is soort van traditie geworden, dat elke thuiswedstrijd herhaald wordt. De spelers ondergaan het gelaten en lopen daarna in rustige pas via de catacomben naar de kleedkamer. Sommigen zwaaien vriendelijk naar familieleden op de tribune en een ander maakt nog even een praatje. Het gaat er gemoedelijk aan toe. Niets bijzonders tot dan toe.
Bij de kleedkamer aangekomen, valt het direct op dat er op de openstaande deur van de kleedkamer een poster hangt. Levensgroot in zwart-wit. Iedereen die binnenloopt ziet de poster hangen. Een man, met opgestroopte mouwen, houdt een bal vast. Hij staat overduidelijk op het veld van de Adelaarshorst en hij spuugt op de bal.
De spelers kijken er naar en stoten elkaar een beetje lacherig aan. Bij binnenkomst valt gelijk nog iets op. Er zit een man in de hoek van de kleedkamer. Fors postuur. Zijn doorleefde hoofd gebogen. Zijn ellebogen rusten op zijn knieën. Hij zwijgt.
Iedereen gaat wat onwennig op zijn vertrouwde plek zitten. Sommigen kijken vragend naar de trainer. De trainer sluit de deur met een harde klap. Daarna wordt het even stil. Doodstil. Er hangt een merkwaardige sfeer in de kleedkamer. Niemand durft iets te zeggen.
Na enkele seconden, die als minuten lijken, komt de man moeizaam omhoog en gaat staan. Het kost hem moeite. Hij haalt één keer diep adem en haalt daarna een verfrommeld geel verkleurd krantenknipsel uit zijn binnenzak. Hij vouwt het open en houdt het omhoog zodat iedereen het kan zien. ‘Knokken tot de laatste snik’, staat er op. Met daaronder een foto van dezelfde man die ook op de deur hangt.
De man kijkt iedereen nog een keer doordringend aan en zonder een woord te zeggen vouwt hij het krantenknipsel weer op en bergt deze op in zijn binnenzak. Op de plek van zijn hart. Direct daarna loopt hij moeizaam naar de deur en verlaat de kleedkamer, iedereen in verbijstering achterlatend.
De trainer gaat pal naast de deur staan en zegt op een luide en dwingende toon: ‘Voordat we zo het veld opgaan wil ik dat iedereen goed naar deze foto kijkt’. De man die jullie zojuist de deur uit zagen lopen is de man op deze foto. Cees van Kooten. In de jaren ’80 streed hij elk jaar om zijn mooie club in de eredivisie te houden. Alsof zijn leven er vanaf hing.
Cees van Kooten speelde wedstrijden met een gescheurde kuitspier, diepe hoofdwonden, bebloede shirts. Hij knokte tot de laatste snik. Die jaren degradeerde Go Ahead Eagles nooit. Dat was gewoon geen optie. Niet zolang Cees van Kooten op het veld stond. Iedereen wist dat, ook de tegenstander.
Als jullie zo de deur uitlopen naar het veld wil ik dat jullie één voor één stilstaan bij deze foto en er goed naar kijken. Kijk naar zijn blik en neem deze in jullie op. Jullie zijn vanmiddag Cees van Kooten. Mouwen opstropen, spuug op de bal en knokken tot de laatste snik.