Een koude en natte zondagochtend ergens in februari. Door de biologische klok word ik klokslag 8 uur wakker. Zonder me nog een keer om te draaien kom ik spontaan in de zithouding en draai een halve slag zodat ik op de rand van het bed kom te zitten. Voorzichtig beweeg ik mijn voeten door ze vanuit de enkel in kleine rondjes te draaien. Het voelt goed. De enkelbanden en de achillespezen ondergaan het zonder protest. Ik ga staan. Span mijn kuiten en daarna mijn bovenbenen. Ook dit verloopt naar tevredenheid. Ik loop naar het gordijn en schuif deze iets opzij zodat ik een glimp van buiten kan opvangen zonder mijn wederhelft wakker te maken. De ramen zijn beslagen en vochtig. Druppels glijden langs het raam naar beneden. Terwijl ik mij omdraai om de slaapkamer uit te lopen bedenk ik me dat ik nog precies 30 minuten heb. Twee kwartier om het wekelijkse ritueel te voltooien. Elke keer lukt het, maar even zo vaak ben ik er niet gerust op. De tas ligt al ingepakt op de overloop. De schoenen nog netjes in de plastic Albert-Heijn-tas zoals ze er vorig week ingegaan zijn. Veters nog gestrikt, opgedroogd zand tussen de noppen en een wit gekleurde schimmel op de neuzen van het zwarte leer. Zoals het hoort.
Snel kleed ik mij om. Mijn onvervangbare en veel te vaak gewassen vaste wedstrijd onderbroek trek ik als eerste aan. Snel gooi ik nog een extra T-shirt in de tas. Het kan wel eens koud worden straks met deze wind. De trap af naar beneden probeer ik elk pijntje en stramme spier te voelen. Het valt mee.
Haastig werk ik een boterham met extra veel hagelslag naar binnen en neem een paar slokken melk uit het pak, rekening houdend met een ideale vulling van de maag. Niet te leeg, maar ook niet te vol. Anders krijg je last van je zij. Een kop koffie neem ik wel in de kantine.
Snel werk ik mij nog even langs de vaste teletext pagina’s om het laatste sportnieuws tot mij te nemen. Met de afstandsbediening in de hand doe ik wat voorzichtige rek- en strekoefeningen. Het gaat niet echt soepel. Ik heb straks een goede warming-up nodig spreek ik mijzelf nog even streng toe, terwijl ik weet dat het er toch niet van gaat komen.
Precies op tijd pak ik mijn fiets uit de schuur. Natuurlijk zijn de banden zacht omdat de fiets al weer twee weken stil heeft gestaan, sinds de vorige thuiswedstrijd. Ik druk met beide duimen op de band en overtuig mijzelf dat het nog net kan. Zover is het niet fietsen. Op het moment dat ik de voetbaltas achterop de snelbinders probeer te krijgen voel ik een lichtelijk kramp in de onderbuik opkomen. Nog even snel naar het toilet. Na gedane zaken en nog enkele kleine naweeën, trek ik voorzichtig de achterdeur achter mij dicht om de rest van het gezin niet wakker te maken. Voorover gebogen over het stuur fiets ik door de regen in snel tempo richting het veld. Al fietsend probeer ik in te schatten hoe de wind staat. Eerste helft ‘wind mee’, als ik de toss win. Hoor ik mijzelf denken. Ik zie een kale vlakte afgebakend door een rij hoge bomen en een droge sloot dichterbij komen. Het plaatselijke sportcomplex, thuisbasis van de afgelopen 35 jaar. Hier moet het straks weer gaan gebeuren.
Plaats van handeling
Ruim 4 uur later kom ik via dezelfde achter deur weer binnen. ‘En?’ Roept mijn wederhelft. Lichtelijk aangeschoten zeg ik: ‘onterecht met 2-1 verloren, bijna gescoord’. ‘Bijna’, herhaalt mijn wederhelft. Haar glimlach en ondertoon ontgaan mij volledig. Ik strompel naar de gang gooi mijn tas in de hoek en laat mij op de bank vallen. Al kreunend pak ik de afstandsbediening. Is er nog een mooie wedstrijd op vandaag?
Bericht delen
We gebruiken cookies om u de beste ervaring op onze website te bieden.