Kampioensgedicht Go-Ahead 1917
In het weekend van 30 juni en 1 juli 1917 werd Go-Ahead twee dagen lang uitgebreid door heel Deventer gehuldigd. Op zondagavond was er voor de gewone man een ‘volksbal’ op de Brink. Voor genodigden (in totaal meer dan 300 personen) was er een diner en feestavond in de Deventer Schouwburg. Hier droeg Han Hollander, medeoprichter en voormalig midvoor van Go-Ahead (en later beroemd journalist en sportverslaggever), onderstaand gedicht voor waarmee hij veel applaus oogste.
———————————————–
Jan Zandvliet is iemand
Die bang is voor niemand.
Dat heeft hij laatst tegen Willem II nog bewezen,
Hetgeen we toen ook in de krant hebben gelezen.
Toen had hij den bal vast en gaf het niet op,
Al trapten ze hem bijna het haar van zijn kop.
Hij heeft niet veel balletjes laten passeeren,
Integendeel, hij wist er heel wat te keeren;
En juist omdat hij er zooveel heeft gestopt
Werd Goahead kampioen door Jan Zandvliet, dat klopt.
Dan hebben we Oosie, ook die mag er wezen,
Die heeft menige voorhoede van een ‘aanval’ genezen!
Waar maar gevaar is springt hij in de bres
En hij geeft nog aan menigen jongere een les
En al heeten ze Bulder, van Son of Jan Vos
Dat kan hem niet bommen, hij laat ze niet los.
Daarom, als ik aan den kampioenstitel denk,
Denk ik meteen ook aan Jan Oostenenk,
Van hem stap ik over naar zijn confrater;
Naar Arnold, die dik is, maar ook vlug als water
Heeft hij het op zijn heupen, geloof dan maar vrij,
Dan gaat voor den duivel hij zelfs niet op zij.
Hij houdt niet van treuzelen, zeuren of mokken;
Wat hem in den weg staat, dat gaat van de sokken.
Reeds lang had hij op het kampioenschap geloerd
En als captain heeft hij ons daar henen gevoerd
Free Kolkman, dat zult u allen wel weten
Die heeft ook van voetballen ’t kaasje gegeten.
Verliezen dat komt in zijn kraam niet te pas;
Maar als Goahead wint, dan is hij in zijn sas.
En al staat hij op het veld soms onnoozel te gluren,
Vaak legt hij de tegenpartij in de luren.
Hij hielp het kampioenschap bij ons in den hoek
Hoera voor Free Kolkman, lang leve de snoek!
Niet klein is de moeite die thans mij komt kwellen.
Van Miller zou ik graag iets in ’t Engelsch vertellen
Splendid his game and strong is his will;
Jimmy old Jimmy, be long Goaheads ‘spil’
And are you returned to England again,
In the hearts of Goahead you will ever remain.
And we hope you will always remember Goahead
With their glorious colours yellow and red.
Aan wien nu de beurt is dat kunt u wel raaien
Onze rechtshalf natuurlijk, dat is me een taaie.
Die geeft van het begin tot het einde niet toe,
Al speelt hij zes uren hij wordt het niet moe.
Ze hoeven het waarlijk niet eens te probeeren,
Om Eduard Haes even kwiek te passeeren.
Liever trapt hij heel den aardbol tot gruis;
Zoo bracht hij Goahead’s kampioenschap naar huis.
Daar heel de verdediging thans is belicht,
Behoort ook de voorhoede in mijn gedicht.
Wessels dat is onze snelle linksbuiten
Heeft hij den bal kunnen ze er naar fluiten;
Dan gaat hij er met een vaartje van door
En zet dan ook steeds onberispelijk voor
Als hij zijn dag heeft, dan is hij een rakker,
En het zaakje is dan voor Goahead ‘van den Bakker’
Die Wessels, al is hij nu niet bepaald sterk,
’t Kampioenschap was ook een gedeelte zijn werk!
Zoo ben ik gekomen bij ons klein Haesje.
Geeft hem de ruimte, dat is me een baasje!
Die kanjert en kogelt, die pilt en die keit
De ballen in ’t doel en ze zitten geheid.
Wie hem wil biggen die haalt er een strop,
Die zakt altijd af met de kous op zijn kop.
Daarmee is van hem wel niet alles verteld,
Maar zijn naam zij hier even met eere vermeld.
Thans ben ik genaderd bij onzen mid-voor,
Die trekt tusschenbeide er aardig vandoor.
Hoe vaak hebben wij hem niet kunnen bewonderen
Als hij er zoo netjes door heen wist te donderen
Maakte hij niet in ’t Noorden tot schrik van ’t publiek
Een goal in zijn eentje, die zat magnifiek!
Hij met zijn broer vormen samen een span
Genaamd de ‘twee Pijpen’, daar weten we van.
Een Utrechtenaar sprak m’ eens daarover aan,
Juist toen Go ahead U.V.V. wist te slaan,
De man zag wat bleek, hij had niks geen pleizier,
Ik keek hem eens aan en zei toen, hoor eens hier,
Jou club is wel goed, maar ze krijgen geen kansen
Omdat ze naar ‘de Pijpen’ van Go ahead moeten dansen!
Toen keerde ik me om, o, wat had ik mijn draai,
Adieu nu, klein Piepske, en hou je maar taai.
Zoo kom ik dan eindelijk bij onzen rechtsbinnen,
En ik hoef me voor hem niet zoo lang te bezinnen.
Hij is ons een sieraad, hij is onze trots,
Geit van der Waarde staat pal al een rots.
Zijn spel voor Go ahead doet hij nimmer vermindren,
Hij doet er zijn best voor zooals voor zijn kinderen.
In hem hebben wij ons nog nimmer vergist,
Een speler als hij kan niet worden gemist.
Van oudsher een werker die zwoegt als een paard,
Is hij laat ik zeggen ons duizenden waard.
En als hij na jaren zich niet meer kan geven,
Zijn naam verdwijnt nimmer, die blijft dan nog leven,
De naam van der Waarde houdt eeuwig haar klank,
Heil U, van der Waarde, ziedaar onzen dank!
Nu blijft ons ten slotte één speler nog resten,
En hem noem ik voorzeker als een onzer besten.
Klein van postuur en toch groot op het veld,
Zoo is ’t met onzen rechtsbuiten gesteld.
Zijn naam kent U allen, het is onze Jaap,
Voor Go ahead reeds spelend als kind nog, als knaap
De eenige nog van de aloude garde,
De eenige slechts, die tot nu toe volhardde
In een vurige wilskracht . . . . miraculeus,
Met een voetbaltalent en een snelheid, fameus!
Vijftien jaar lang, van de oprichting af,
Sjouwt Jaap reeds langs ’t lijntje, voorwaar, ik sta paf.
Dat is nog eens werken, dat noem ik eerst zwoegen,
Daar hoef ik waarachtig geen woord bij te voegen.
Japie, je bent en je blijft onze vriend,
Dat heb je ten volle aan Go ahead verdiend.
Spelers van Go ahead, ’k heb zonder mankeeren
U een voor een deez’ revue doen passeeren;
’k Heb niet overdreven, doch eerlijk oprecht
En zonder veel omhang mijn meening gezegd.
Ik weet wel, al zeg ik dit slechts pro memorie,
Ook d’andere spelers kraaiden victorie.
Go ahead haalde liefst met een elftal of zes
Glansrijk ’t Kampioenschap, een reuzensucces.
Hen afzonderlijk noemen, daarvoor ben ik bang,
Dat wordt me te machtig, dat duurt me te lang.
Ik houd dus maar op en ik smeer ’m nu vlug,
Straks kom ik misschien nog wel even terug.