Destijds had ik nog geen idee van de historie van de club, maar toch proefde je het. Deze plek ademde historie. Een betrouwbaar gevoel dat je herkent, maar niet kunt omschrijven. Het gaf mij een goed gevoel en daarom kwam ik er graag. Meestal liep ik gelijk door naar de trainingsvelden aan de achterkant van de tribune om te kijken of er getraind werd, maar niet zonder even een blik te werpen op het magische gras. De ene keer bleef ik wat langer staan dan de andere keer, maar ik moest het altijd even zien en die herkenbare sfeer even opsnuiven. Zo ook deze bewuste dag.
Na mijn fiets tegen de hoofdtribune te hebben gezet, met de schooltas nog achterop de snelbinders, liep ik stoïcijns naar de plek tussen de Hoofdtribune en de Brinkgreverwegtribune. Een open stuk waar je zo naar toe kon en waar je vanuit de hoek een prachtig overzicht had over het hele stadion. Deze keer was het anders. Het viel mij gelijk op, ik zag twee oudere mannen op het veld, bij de goal van de B-side. Een oude man en een bejaarde man, om precies te zijn. Waar ik normaal van een afstandje bleef kijken liep ik nu door tot aan het hek. Sterker nog, ik bukte mij om onder het hek door te stappen en ik leunde er met mijn rug tegen aan. De armen leunend op de railing, met mijn buik iets vooruit. Iets verderop stond een man met een fototoestel in zijn hand. Hij bekeek het tafereel door zijn lens. Ik ging er goed voor staan om zodoende in mij op te kunnen nemen welk bijzonder schouwspel zich voor mij afspeelde.
De jongste man van de twee herkende ik gelijk, alleen al aan zijn tenue. Een strakke trainingsbroek met lange ritsen aan de onderkant, een korte sportbroek over zijn trainingsbroek heengetrokken. Daarboven een keeperstrui. Zo eentje met van die dikke kussens op de ellebogen en op zijn borst in grote letters ‘PZ’. Het was ‘onze’ keeper Jan Jongbloed. Hij oogde wat stijfjes, het duiken was meer omvallen en zijn keeperstrui zat net iets te strak. Maar hij straalde iets uit. Hij straalde uit dat er geen bal langskwam. Voor hem stond een nog oudere man, zeg maar gerust een bejaarde man. Nette broek, gelakte schoenen, lange jas en een hoed. Zo’n hoed die alleen oude mannen op hebben. De man pakte de ballen beet op een manier waarvan je wist dat deze handen hiervoor gemaakt waren. De hele bal verdween in zijn hand. Het paste precies. Met een vloeiende beweging liet de bejaarde man de bal op zijn voet vallen waardoor deze met een elegant boogje in de handen van Jan Jongbloed viel, zonder echt kracht te zetten. Het geluid van de bal op zijn gelakte schoenen echode door de lege Adelaarshorst. Hij herhaalde dit net zo vaak totdat de fotograaf zei, dat het zo goed was. Ik moet hierna gekeken hebben met open mond. Het had iets ontroerends. De oudere man genoot, hij voelde zich op zijn plek. Jongbloed pakte de ballen klemvast en knikte na elke gevangen bal naar de oudere man. Een knik vol respect en bewondering. Twee charismatische personen bij elkaar op een historische plek. Het leek alsof het doelgebied oplichtte. Alsof de grasmat niet bestemd was tegen zoveel persoonlijke aantrekkingskracht.
Op de terugweg, op de fiets naar huis, bleef het beeld op mijn netvlies verschijnen. Ik wist zeker dat ik iets bijzonders had gezien, maar ik kon het niet bevatten. Pas vele jaren later kwam het besef dat ik twee generaties keepers had gezien in de Adelaarshorst. Jan Jongbloed en Leo Halle. Twee legendarische keepers met een rijke voetbalgeschiedenis bij elkaar gebracht voor een foto-shoot. Het moment dat ik een van de foto’s onder ogen kreeg, die de fotograaf toen gemaakt had, schoot er een rilling door mijn lichaam. Ik herkende het schouwspel, voelde de bijzondere sfeer en ik zag hoe ik dat moment beleefde als twaalf jarig jongetje dat onderweg van school naar huis even langsfietste.