De laatste wedstrijd van GA Eagles was die tegen Vitesse (0-2). Een wedstrijd met consequenties, want het bleek achteraf de laatste wedstrijd onder coach Foeke Booy. Bijna 100 jaar geleden, op 15 april 1917, was Go-Ahead-Vitesse ook spraakmakend. Het duel eindigde in maar liefst 10-0, maar ook om een andere reden werd er nog lang over het duel nagepraat …
Sportief verliep de wedstrijd voor de Deventenaren uitzonderlijk goed. Gerrit van der Waarde en Jaap Nijenhuis (tweemaal) zorgden voor een 3-0 ruststand. Na rust kwam Vitesse amper meer over de middenlijn. Wessels (twee), Pijpenbroek jr. (ook twee), opnieuw Van der Waarde en Haes sr. (uit een strafschop) maakten de tien vol. Go-Ahead-keeper Zandvliet had nauwelijks iets te doen, en wanneer dat wel zo was “deed deze naar behooren zijn plicht”.
De Gelderlander, een in Nijmegen uitgegeven krant, schreef echter een dag later dat de roodgelen flink over de schreef waren gegaan. Vitesse had door grof spel van de tegenstander de wedstrijd met acht man moeten beëindigen. Twee Arnhemmers hadden het veld moeten verlaten met een gebroken rib en één met een gebroken been. Er waren zelfs stemmen die vonden dat Go-Ahead uit de bond gezet moest worden. De eerstvolgende tegenstander (Quick Nijmegen) kreeg de raad om Go-Ahead het kampioenschap maar liever gewoon te schenken zonder te spelen dan grote risico’s te nemen: “Een kampioenschap – hoe eervol ook – mag niet betaald worden met de mogelijke invaliditeit van eenige spelers.”
De aanval paste in een stramien. Sinds Go-Ahead (vanaf 1911) in de hoogste klasse speelde, was er al van tijd tot tijd sprake geweest van negatieve berichtgeving. Go-Ahead zou, als ultieme vertegenwoordiger van de sterk opkomende volksclubs, onsportief, ruw of gemeen spelen, en de spelers waren ongemanierd.
Quick was voor de roodgelen nog de enige concurrent in de strijd om het oostelijk kampioenschap. Velen – ook bij Go-Ahead – dachten dan ook dat de Nijmeegse club de hand had in deze nieuwe aanval. Quick zou het beeld van Go-Ahead voor de buitenwacht met genoegen negatief willen kleuren, ook al omdat de onderlinge ontmoeting (in Deventer), die mogelijk zou beslissen over de titel, dus nog op het programma stond.
Volgens het Deventer Dagblad was het tegen Vitesse allemaal wel meegevallen. Het was een “prestatie, die eerbied afdwingt” en “een prettige, wel forsche, doch niet te ruwe wedstrijd”. Bovendien was Vitesse het duel niet met acht, maar met negen man geëindigd. Bij de Arnhemmers waren Sterrenburg en later Wennekes met een blessure uitgevallen. Go-Ahead had de Arnhemmers echter netjes aangeboden een reserve in te brengen, maar Vitesse was zonder extra spelers naar Deventer afgereisd. Bij Go-Ahead zelf haalde Jimmy Miller het einde van de wedstrijd niet vanwege een enkelblessure; de wedstrijd eindigde dus met tien tegen negen man.
Het bestuur van Go-Ahead reageerde met een ingezonden stuk in het Deventer Dagblad, geplaatst op 19 april. Hierin citeerde het zelfs Steven Coldewey, bestuurslid van de NVB (en geboren Deventenaar), die de wedstrijd had bijgewoond en uit eigen ervaring kon melden dat het allemaal zo erg niet was geweest. Volgens Coldewey moest De Gelderlander zich schamen om zo’n “opeenhooping van onjuistheden” klakkeloos te publiceren. Wel gaf hij toe dat één (niet met name genoemde) speler wel eens over de schreef was gegaan.
In Het Sportblad van 26 april kreeg de affaire een vervolg. Het duidde de schrijver van het artikel in De Gelderlander nogal vilein aan als “een of ander jongmensch” en nam het ondubbelzinnig op voor Go-Ahead (en voor eerlijke en objectieve journalistiek). Het blad staafde zijn beweringen ook met brieven van de secretaris van Vitesse en van scheidsrechter De Wolff, die bevestigden dat er zich van de kant van Go-Ahead geen extremiteiten hadden voorgedaan. Een week later, in Het Sportblad van 3 mei, nam ook het bestuur van Quick zelf fel afstand: de lastercampagne tegen Go-Ahead kwam niet uit hun koker en had geenszins hun instemming.
De Gelderlander was echter nog niet gestopt. Het Sportblad had inmiddels enkele andere uitgaven van de krant onder ogen gehad, waarin de term “Go-Ahead stijl” gebruikt werd voor hard en gemeen voetbal dat in de betere kringen niet gespeeld zou moeten worden. Daar werd immers de voorkeur gegeven aan “behendigheid en geest boven ruwe kracht”.
Op 29 april gaf Go-Ahead het best mogelijke antwoord: het won de wedstrijd tegen Quick met 1-0, en stelde daarmee het oostelijk kampioenschap veilig. Ruim een maand later volgde de eerste landstitel. Go-Ahead was daarmee de eerste arbeidersclub die deze titel wist te bemachtigen en markeerde zo het begin van een ware machtsverschuiving in het Nederlandse voetbal.
In de jaren ’20 zou de verhouding tussen volks- en eliteclubs uitgroeien tot een nationaal discussiepunt. Er werden zelfs voorstellen gedaan om voor de clubs uit de betere kringen een eigen competitie op te zetten, al kwam dat er niet van. Zo voltrok zich een omslag van voetbal als elitesport naar volkssport, met Go-Ahead als drijvende kracht. Tot aan de Tweede Wereldoorlog bleef Go-Ahead oppermachtig in het oosten en veroverde nog dertien oostelijke en drie landstitels.