Hanna van Tol-Langevoort, nu wonend in Schalkhaar, groeide op aan de Brinkgreverweg. Het gezin Langevoort woonde tegenover de Landbouwschool, in een van de huisjes die in de volksmond bekend staan als ‘de vierentwintig’, om de hoek van het Go-Ahead-terrein.
Hanna’s broer Ab bleek aardig te kunnen voetballen en werd lid van de roodgelen. Hij haalde de hoogste jeugdselecties en ook nog even het eerste elftal, al bleef een echte doorbraak uit. Vervolgens stapte hij over naar … PEC.
De betrokkenheid van het gezin Langevoort bij Go-Ahead was groot en de omgang met de club en de spelers intensief. Hanna van Tol-Langevoort stuurde ons daarover onderstaand, zeer lezenswaardig, verhaal.
Hoe het allemaal begon in het verre verleden: Appe Langevoort (geboren in 1898), broer van mijn vader (geboren in 1907 in een groot gezin van o.a. zes zonen in de Walstraat), was in zijn jonge jaren speler van het eerste elftal van Go-Ahead.
Mijn broer Ab Langevoort (geboren in 1944 en drie jaar ouder dan ik) voetbalde als jongen veel met de jongens van de Vetkampstraat, Hof van Colmschate en het zogenaamde ‘katholieke dorp’ (de wijk rondom de Vianneykerk aan de Rielerweg). Dat deden ze op het schoolplein in de Bierstraat, het hockeyveld van de ‘Landbouwers’ (dat nu parkeerplaats achter het stadion is) en bij de kassa’s aan de Vetkampstraat. Vaak moest ik hem ophalen als we moesten eten, want aan tijd dacht hij niet.
Toen hij bij de jeugdafdeling van Go-Ahead ging voetballen mocht hij met ‘ome Appe’ mee naar Sporthuis De Witte aan de Keizerstraat om zijn eerste voetbalschoenen te kopen.
Later volgde een doorbraak naar de A-jeugdselectie, waarvan hij aanvoerder werd. Dit elftal, met o.a. Dick (‘Knakkie’) Schneider, Harrie Lammers, Gerard Somer, Wietse Veenstra en vele andere grote namen, boekte veel successen.
Willem Beltman was toentertijd manager van Go-Ahead. Hij was oprichter van het bekende jeugdinternaat bij ons aan de Brinkgreverweg waar later vele bekende spelers woonden, o.a. Oekie Hoekema en Pleun Strik. Op een dag kwam Ab thuis met de mededeling dat er een ‘gemeenschappelijk bad’ (jacuzzi) bij de kleedkamers was geplaatst, waar de spelers na afloop van een wedstrijd/training met meerderen tegelijk in hun blote kont inzaten naast elkaar! Niemand had daar nog ooit iets over gehoord. Het bleek goed te zijn voor de spieren; als je op een knop drukte ging het water krachtig ‘bubbelen’.
Onze moeder, een grote struise vrouw, was helemaal besmet met het Go-Ahead-virus. Veel jongens kwamen bij ons thuis over de vloer, o.a. de neefjes Schneider, Wietse Veenstra, Harrie Lammers en Gerard Somer. Klaverjassen was ook een hobby van onze moeder, dus de kaarten kwamen vaak op tafel.
Bij iedere wedstrijd van haar zoontje kwam zij kijken. De supporters van zowel de thuisclub als de gasten stonden nog gewoon bij elkaar. Op een dag voorkwam Ab met een fraaie actie voor de goal een tegendoelpunt. Achter mijn moeder zei een supporter van de tegenpartij: “Die back van Go-Ahead moesten ze een stuk uit die lange poten van ’m zagen!” Ma Langevoort draaide zich om en tot groot vermaak van de omstanders reageerde ze op haar manier die er niet om loog in plat Dèventers (niet voor herhaling vatbaar). Bij iedere thuiswedstrijd was ze er om haar clubje aan te voeren, apart van mijn vader: die vond haar namelijk té fanatiek en stond ergens anders!
’s Zondags werden de thuiswedstrijden altijd gespeeld. De mannen gingen in hun ‘beste pak’; vaak mét hoed, naar ‘de match’. Thuis stak mijn vader eerst altijd een dikke sigaar op. Er waren nog geen verkeerslichten op het kruispunt Veenweg-Brinkgreverweg en het was voldoende dat de imposante hoofdagent Faber op zijn motor met zijspan midden op het kruispunt het verkeer regelde.
Bij die wedstrijden was het bij ons thuis aan de Brinkgreverweg een complete fietsenstalling in de voor- en achtertuin. Familie, vrienden, iedereen kwam op de fiets of met de brommer. Een in Deventer geboren neef kwam vanuit Velp altijd op de motor. In de keuken stonden vooraf al rijen kopjes opgesteld voor de thee na afloop van de wedstrijd. Dan was de kamer blauw van de rook en stond de radio keihard aan voor de sportuitslagen van Bob Spaak.
In de 60’er jaren in de Eredivisie waren er als het stadion uitverkocht was (door de vele staanplaatsen) 18.000 toeschouwers! En niet te vergeten voor aanvang van de wedstrijd het bekende ‘zangkoor van de Kweekschool’, compleet met orgeltje ter begeleiding. Een levende mascotte, Pipo genaamd, in roodgeel gestreept clownspak met hoge puntmuts, rende ter aanmoediging om iedereen op te jutten langs de tribunes. Iedereen zong en deinde mee, het was een kolkend stadion!
Bekende liederen die toen werden gezongen (ook altijd door onze moeder thuis) waren o.a.: ‘Ajax ligt begraven onder een roodgele steen, helemaal alleen’, ‘Levi, Levi, loop nog eens langs de lijn’ (Chris Lefering was een snelle spits) en ‘De pet van onze Teun die kost een daalder’ (Teun van Pelt,die altijd een pet droeg, was in die tijd keeper van Go-Ahead).
Soms ging ik samen met mijn vriendin, wier vader in een invalidenwagen zat, naar de wedstrijd. De lichamelijk gehandicapte mensen mochten namelijk gewoon achter de zijlijnen op het veld staan; samen met de pers! Wij moesten hem dan samen moeizaam langs de tribunes duwen door het gras onder veel gefluit van de supporters. Hilarische momenten!
Veel spelers, ‘echte Dèventer jongens’ woonden vlak bij het stadion. Gerard Wüstefeld (Rielerweg), Gerrit Niehaus (Tuinstraatje), Wietse Veenstra (Vetkampbuurt), ‘Knakkie’ (Hof van Colmschate, hij zei zelf altijd HvC), Willem van de Vlekkert (Anthonie van Dijckstraat). Wim van de Vlekkert speelde ook zéér verdienstelijk in de A-selectie. Hij kreeg tijdens het voetballen een bal keihard op zijn oog! Deze ernstige oogblessure, waardoor hij ook in het ziekenhuis heeft gelegen, betekende helaas een eind aan zijn voetballoopbaan. Wim kwam ook altijd op de Brinkgreverweg bij ons thuis.
Wim Bleijenberg had een sigarenwinkel op de Rielerweg, waar ook trainer dr. Fadrhonc woonde. De spelers en ook dr. Fadrhonc zag je vaak lopend (of op de fiets) naar een training gaan.
In 1965 groot feest na de overwinning op Telstar! Veel bussen met spelers en supporters reden over de Brink (daar was toen nog verkeer). Sommige spelers klommen via het luik op het dak van de bus.
In 1965 zijn wij verhuisd naar nieuwbouw in de Jan van Arkelstraat; enkele huizen vanaf Joop en Coby Butter. Om een bruin kleurtje te krijgen mocht ik altijd op hun bed liggen onder de ‘hoogtezon’! Wij hadden thuis een boxer en Butter had er ook een. Bommel mocht altijd bij afwezigheid of vakanties van de familie Butter bij ons thuis logeren. Hadden we twee grote boxers over de vloer; alles kon.
Ab moest voor de conditie ‘goed eten’, wat bij ons thuis nooit een probleem was. ’s Avonds kreeg hij altijd een grote bieflap van slagerij Jansen Sonnenberg op Keizershof (dat waren ook echte Go-Ahead-aanhangers). Als onze moeder in de winkel kwam, riepen ze al hard naar de uitbeenafdeling achter in de winkel ‘lappe veur Appe!’.
Ook Jan Boekestein (spits overgenomen van Telstar) is nog enige tijd bij ons thuis ‘in kost’ geweest. Ma Langevoort breide in haar spaarzame vrije tijd altijd haar bekende ‘lekkere dikke’ Noorse sokken voor ‘de jongens’ om aan te trekken tijdens de training. In het boek Rood Geel, de kleuren van juweel is nog een grote actiefoto te zien van Boekestein met oma’s Noorse sokken aan.
Ab heeft na zijn jaren bij Go-Ahead nog een contract gehad bij PEC Zwolle; dat was wel even goed slikken!!!
Hij is echter altijd verbonden gebleven met GA Eagles; hij was inmiddels directeur Bedrijfsinformatie bij Wolters Kluwer en keek dagelijks vanuit de directiekamer hoog in de toren van De Leeuwenbrug over Deventer uit. Zijn laatste functie bij GA Eagles bekleedde hij als secretaris van de Adelaars Business Club tot aan zijn overlijden in 1996.