Verhalen archief
Stichting Niet te Kraken

Iedere Deventenaar kent de naam Leo Halle. De legendarische keeper van Go Ahead en het nationale elftal. Zijn oudere broer Jan is veel minder bekend. Dit terwijl Jan jarenlang aanvoerder was van het succesteam uit de jaren ’20 en ’30 en ook vele malen uitkwam voor diverse vertegenwoordigde elftallen zoals het Oostelijk Elftal, het Zwaluwenelftal en zelfs twee maal voor het nationale Elftal. Jan, de kromme, Halle was een bescheiden leider die zich onderscheidde door zijn fluwelen techniek en zijn goede spelinzicht. Iets wat in zijn tijd niet vanzelfsprekend was.

Links Jan en rechts Leo Halle
Links Jan en rechts Leo Halle

Hieronder een letterlijke weergave van een interview die Jan Halle gaf in een nationaal sporttijdschrift (de revue der sporten) uit 1929, vlak nadat hij voor het eerst geselecteerd werd voor het Nederlands Elftal. Het prachtig tijdsbeeld.

kophalle

Onze tijd vereert menschen van allerlei slag: menschen, die verbazend knap biljarten, uitermate snel wielrijden of het eens buitensporig lang in ballon of vliegtuig uitgehouden hebben, maar op de vraag welk recht ze hebben op zoo’n bijzondere vereering is het lastig ‘n antwoord te geven. Lenigden ze smarten of schiepen ze waardevolle vreugde? En toch wordt de overwinnaar in de Tour de France met grooter geestdrift gevierd dan ooit ‘n weldoener der menschheid. De lichamelijke sport fascineert zoozeer in dezen tijd, dat de grootheden op sportgebied in ‘n minimum van tijd bekend zijn, ook al zijn ze er zelf lang niet altijd op gesteld om zoo in het centrum der belangstelling te worden geplaatst.

Jan Halle, de nieuwe spil van het Ned. elftal, die sinds zijn achttiende jaar deel uitmaakt van het eerste elftal der pittige Deventer volksclub Go Ahead, is zelf een bescheiden volksjongen, die, toen we hem vroegen hoe hij zijn verkiezing in de nationale ploeg vond, met ‘n joviaal lachje antwoordde: „och, ieder vindt zoo iets wel aardig, ‘t is ‘n mooie belooning voor je werk, maar toch speel ik het liefst in eigen clubverband, dan voel je beter het streven onder elkaar voor de eer van ons Go Ahead. Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat ik straks mijn best niet zal doen, verre van dat, ik ben natuurlijk erg dankbaar, dat ik die kans heb gekregen.” Maar ongenaakbaar trotsch op zijn onderscheiding is Jan Halle, wiens jongere broer in Milaan reeds als internationaal debuteerde, heelemaal niet, hij vindt het aardig en verheugt zich op ‘n prettigen wedstrijd, maar dat is ook alles.

Jan Halle, 'de Kromme'.
Jan Halle, ‘de Kromme’.

Hoe lang hij al voetbalt, vroegen we hem, toen we hem op ‘n Zondagmorgen vergezelden op ‘n rondwandeling door Deventer, die hij volbracht in zijn functie van hulp-administrateur van Go Ahead’s clubblad „de Go Ahead-revue” om de abonnementsgelden etc. op te halen.

„Eigenlijk vanaf het eerste oogenblik, dat ik voetballen zag”, lachte hij en vertelde verder, dat hij in de dagen, dat U.D. zoo bijzonder populair was. kennis maakte met het voetbalspel. Het z.g.n. wetenschappelijk voetbal maakte op hem bijzonderen indruk en in heel zijn lateren voetbaltijd bleef het hem bij, dat men met handig en fair spel op den duur veel meer bereiken kan dan met brute kracht en ondoordacht trappen. Vandaar wellicht, dat de Go Ahead-spil zich heeft ontwikkeld tot ‘n technisch bekwaam speler en ‘n tacticus first class, wiens capaciteiten op de spilplaats nog heel wat beter tot hun recht komen dan in de voorhoede, waarin hij tot November j.l. meestal speelde.

„Busken” Pluim van U.D. was de held van Jan Halle’s voetbaldroomen, toen hij zelf op een braak liggend terrein, „Oud-Deventer” geheeten, de eerste trappen tegen den voetbal deed, zeer ten ongenoege van zijn vader, die hem soms drie paar nieuwe klompen in de maand moest koopen. Het enthousiasme, waarmee hij als joggie van elf of twaalf jaar de voetbalsport beoefende, deed hem snelle vorderingen maken; dat bleek wel doordat de „groot jongens”, zooals hij ze noemde, van zeventien tot twintig jaar, hem, den lagere-school-puk, in hun midden namen. Hier speelde hij geregeld in „groot uniform”, d.w.z. met drie blikjes over zijn gebarsten klompen.

Als jongen van dertien jaar deed hij officieel zijn intree in de voetbalwereld en wel als keeper van het tweede elftal van Doto (de latere eerste klasser, thans weer tweede klasser) in den Geld. Voetbal Bond. Van doelverdediger verhuisde hij al gauw naar ‘n plaats in het veld, waar hij vier jaar het blauwe shirt der geheelonthoudersclub Doto droeg om vervolgens zijn intree te doen in Go Ahead. Slechts eenmaal speelde hij in Go Ahead III, na een kort oponthoud bij de roodgele reserves verhuisde hij naar het eerste elftal, waar hij als jongen van achttien jaar linksbinnen speelde in het elftal, dat in 1922 het kampioenschap van Nederland behaalde.

In datzelfde jaar debuteerde hij in het Oostelijk elftal en wel op zeer onverwachte wijze. Hij had namelijk met ‘n ontsteking aan de knie ‘n paar weken te bed gelegen en was Donderdags m zooverre hersteld, dat hij mocht wandelen, toen hij door verhindering van Steeman, die toen voor Quick speelde, ‘s avonds laat bericht kreeg om mee te spelen. Vader Halle maakte zijn reeds slapenden zoon wakker om hem dat groote feit te vertellen onder toevoeging, dat hij direct wel af zou schrijven. Dat was evenwel heelemaal niet naar den zin van zoonlief en tenslotte toog hij Zondags met de vier andere roodgelen, die in het Oostelijk elftal gekozen waren (Prinsen, Haes, Remeier en Roetert) mee. Het Oostelijk elftal speelde ‘n slechten wedstrijd, „het eenige lichtpunt”, aldus schreef men over dezen wedstrijd, „was de pas van ‘n ziekte herstelde Halle op de linkshalfplaats”.

Van doelverdediger bij de Dotoreserves via linksbinnen in Go Ahead’s kampioenselftal tot linkshalf in het Oostelijk elftal was reeds ‘n goed begin voor ‘n allround-voetballer, doch bij deze drie plaatsen bleef het niet: bij Go Ahead speelde hij afwisselend in voorhoede, middellinie en achterhoede en momenteel heeft hij reeds alle plaatsen bezet behalve de linksbuitenplaats. In het begin van dit seizoen nog speelde hij in het binnentrio van zijn club, terwijl de oud-internationaal Hulsman de spilplaats bezette. Wel was de inzet van Go Ahead in het seizoen 1928-’29 schitterend (9-1 op de Ensch. Boys!), maar in de volgende wedstrijden stelde de ploeg danig teleur en eind October scheen er met twee overwinningen, twee gelijke spelen en een nederlaag weinig kans te bestaan op een Deventer kampioenschap. Op den laatsten October-Zondag, toen Go Ahead de ongeslagen leiders A.G.O.V.V. in Apeldoorn moest opzoeken, deed de elftalcommissie der roodgelen ‘n schijnbaar gewaagde, maar naderhand voortreffelijk gebleken keuze: Hulsman, die duidelijk op zijn retour was en te zwaarlijvig was geworden voor de spilplaats in ‘n zwaren competitiewedstrijd, werd uit het elftal gelaten en Jan Halle verscheen op de spilplaats, waar hij ‘n openbaring bleek. Met 4—0 won Go Ahead en vijf volgende competitiewedstrijden eindigden eveneens in ‘n zege voor de roodgelen, die thans, voor ‘n belangrijk deel door het werk der beide broers Halle, de leiding hebben in de Oostelijke eerste klasse.

Ook in de Oostelijke athletiekwereld is Jan Halle geen onbekende: in 1927 werd hij met ‘n tijd van 11,2/5 sec. kampioen van Deventer op de 100 M. en ook in 1928 behaalde hij dit kampioenschap. Tevens won hij in den zomer van het vorig jaar het kampioenschap 100 meter van den Oostelijken Politie Sport Bond. Zelf is hij echter geen politie-agent, maar opzichter der gemeentelijke jeugdspeeltuinen te Deventer en in die functie tevens onbezoldigd veldwachter.

Halle behoort tot de weinige sportmenschen, die in staat zijn om dagelijks te trainen; hij helpt namelijk zijn jeugdige vrienden in de Deventer speeltuinen om hun voetbalspel op hooger peil te brengen en ze zijn hun opzichter, die dus tevens amateurcoach is, er uitermate dankbaar voor. Moge het dezen eenvoudigen sportman, die voor zijn club nog lang een kracht van beteekenis belooft te zijn, gegeven zijn om het spilvraagstuk in het Ned. elftal voor de eerste jaren op te lossen; hij zal, na Hulsman, de tweede Go Aheadspeler zijn op deze lastige plaats en naar alle waarschijnlijkheid ‘n waardig vertegenwoordiger van het Oostelijk voetbal, dat met Halle en Bakhuys — midhalf en midvoor — twee der belangrijkste plaatsen in de nationale ploeg bezet.